De afgelopen weken hebben de media vol gestaan met diskwalificaties van het examen Nederlands. Nu we aan het nakijken zijn, moeten we er vooral mee bezig zijn om het ons eigen examen te maken. Wij, leraren Nederlands, zijn de deskundigen en wij sluiten havo en vwo af met een toets leesvaardigheid. Onder verantwoordelijkheid van het College voor Toetsen en Examens is een examen samengesteld dat wij daarvoor moeten gebruiken. Dat is een summatieve toets die discrimineert en dat doet ie best goed: mijn mindere leerlingen halen lage scores, mijn betere leerlingen scoren prima. Het overgrote deel van de vragen toetst echt wel tekstbegrip, ook de meerkeuzevragen zijn pittige denkvragen, waarbij tekstbegrip nog breder wordt getoetst: snap jij de nuanceverschillen tussen zinnen die behoorlijk op elkaar lijken. Alleen de vragen 6 en 19 (havo 2016-1) vind ik onder de maat, ruim 95% is prima. Met N=1,1 ben ik al tevreden. Op Facebook, Twitter en in het Examenforum van Levende Talen wordt nu levendig gediscussieerd over de interpretatie van het correctievoorschrift en dan met name over het Beoordelingsmodel dat daarin opgenomen is. Sommige leraren hanteren dit model als “zo en niet anders” en dat is jammer, want daarmee negeer je je eigen deskundigheid en laat je je examen kapen. Wij weten allemaal dat lezen een persoonlijke bezigheid is: lezen 10 man dezelfde tekst, dan hebben 10 man een andere tekst gelezen; de persoon van de lezer construeert zijn perceptie. In het beoordelingsmodel proberen de examensamenstellers te vangen wat correcte antwoorden zouden kunnen zijn. Die wijken soms al best van elkaar af, goed gezien van de redactie. En wij leraren weten dat vragen vaak antwoorden oproepen die wij niet hadden voorzien, maar die heel goed verdedigbaar zijn. In dit examen is een mooi voorbeeld hiervan vraag 28: Wat is de overeenkomst tussen de begrippen spaghettimethode en bestselleritis. Het antwoordmodel gaat alleen in op de betekenis van de begrippen (veel boeken uitgeven en hopen op een bestseller), sommige leerlingen gaan in op de vorm en noemen het nieuwgevormde woorden of iets dergelijks. Prima. Goedkeuren dus, ook al staat het antwoord niet in het model. Had de vragensteller deze interpretatie gezien, dan had hij in zijn vraag het aspect inhoud genoemd en was de vormvariant fout geweest. Een nieuw onderdeel van de correctie is dit jaar het letten op incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik (gepreciseerd als: spelfouten, verkeerd woordgebruik en fouten in zinsbouw inclusief verkeerde woordvolgorde). In een eerder artikeltje pleitte ik er al voor om “fouten” die zó geaccepteerd zijn dat de Sander Dekker ze in zijn officiële communicatie maakt (allemaal geturfd in één brief aan de Tweede Kamer), niet aan te rekenen:
Ik pleit er dan ook voor om vooral de baas te blijven over je eigen examen. Beoordeel je leerlingen op tekstbegrip en kijk of zij in hun antwoord in geaccepteerd Nederlands (natuurlijk beoordeel je taalgebruik, dat is onderdeel van het Voorschrift) duidelijk kunnen maken wat zij als juist antwoord zien. Daar gaat het om. Dit is jouw examen, jij bent de examinator.
1 Comment
|
De Leraarontwikkelt motiverend onderwijs en begeleidt scholen, secties en individuele leraren. Archieven
|