In discussies over onderwijs hoor ik de laatste tijd vaak dat klassengrootte geen invloed heeft op de kwaliteit van onderwijs. Mijn rector zei het toen ze besliste dat ik dit schooljaar op 4 havo een klas van 34 zou krijgen, Sander Dekker grijpt het aan om de klassengrootte niet naar beneden te brengen, maar ook een normaal wel denkende mens als Aleid Truijens schrijft in haar IJs&Weder in De Volkskrant van 4 juni 2016: “… en stop ook met de klassenverkleining. Hoe fijn het ook is, minder kinderen in een klas, voor de kwaliteit van het onderwijs maakt het niet aantoonbaar iets uit.” De wijsheid dat klassenverkleining geen effect zou hebben op de kwaliteit van het onderwijs komt van mensen die het rapport Visible learning van John Hattie gescand hebben: wat grafieken en plaatjes bekeken, een paar kopjes gelezen. Als je alleen dat doet, dan zie je dat klassengrootte een effect heeft van 0.21, volgens Hattie verwaarloosbaar. De scanner neemt natuurlijk mee dat Hattie wel 800 studies heeft betrokken in zijn meta-analyse, dat in totaal wel meer dan een miljoen leerlingen meegenomen zijn in de resultaten, dat de onderzoeken zijn verricht over een periode van wel 15 jaar. En nu nóg updatet John zijn resultaten als er nieuwe gegevens zijn[1]. Als dit geen gedegen onderzoek is, dan weet ik het niet meer. Wat Hattie heeft gedaan: onderzoeken lezen, verzamelen en resultaten bijeen brengen van vergelijkbare onderzoeken. Hij heeft een manier gevonden om die resultaten te standaardiseren, waardoor je resultaten met elkaar kunt vergelijken en samenvoegen. Hij heeft voor deze publicatie zelf geen onderzoek gedaan en laat ik even heel duidelijk zijn: er is zeker geen onderzoek dat met een miljoen leerlingen is gedaan. 800 onderzoeken, een miljoen leerlingen, een dikke 1000 leerlingen per onderzoek; het leerlingenaantal van één kleine VO-school geeft een idee van de gemiddelde schaalgrootte van ieder onderzoek. De gebruikte onderzoeken hadden als object kinderen van 4 tot 20 jaar. Uitkomsten van verschillende leeftijden werden met elkaar verrekend, waardoor een effectgrootte van 0.36 (effect van de schoolleider, nog steeds verwaarloosbaar) opgebouwd kan zijn uit een -0.1 (negatief effect) van een rector magnificus en een 0.9 (zeer gewenst effect) van een kleuterschooldirecteur. Het onderzoek naar het effect van de klassengrootte verliep als volgt: Een professor vertelt zijn verhaal over kwantummechanica 10 keer aan 60 studenten. Dan vertelt hij het 10 keer aan 30 andere studenten, tot slot 10 keer aan weer 10 nieuwe studenten (1000 studenten, we krijgen een behoorlijk valide meting). Na ieder verhaal krijgen alle studenten dezelfde toets. Uitkomst: er is geen significant verschil tussen de diverse groepen als we kijken naar de scores op deze toets. Conclusie: klassengrootte maakt niet uit voor de kwaliteit van het onderwijs. Is John Hattie dom? Natuurlijk niet: “If you take a teacher from a class of 60 and put them in a class of 30 or 15 and they don’t change what they do, who would be surprised that it wouldn’t make a difference?” Hattie asks. When reduced class size is paired with effective teaching and learning strategies, it can have a larger effect, Dr. Hattie’s research suggests.[2] En in Visible learning staat: It appears the effects of reducing class size may be higher on teacher and student work-related conditions, which then may or may not translate into effects on student learning. Merely reducing the number of students in front of teachers appears to change little- in teaching and in outcomes. Maak je klassen kleiner en verander je verder niks aan je manier van lesgeven, dan is er weinig rendement (0.21), maar een kleine groep geeft je alle ruimte om de leraarinterventie te plegen die het grootste rendement geeft: feedback geven, persoonlijk en formatief. Mijn 5 havo telde dit jaar 17 leerlingen. Janneke kwam vlak voor de examens naar me toe: “Meneer, dit is zó’n fijn jaar voor me geweest, ik heb nog nooit zoveel geleerd.” En nou denk ik dat dit helemaal te danken is aan de groepsgrootte. Minstens één keer per twee weken kon ik met iedere leerling de voortgang bespreken, Iedereen kon aan eigen ontwikkelpunten werken, ik kende mijn leerlingen goed. In een klas van 34 gaat dat niet, niet eens half (één gesprekje per 4 weken zou ook mooi zijn, maar het gaat niet), de klassenorganisatie moet echt heel anders in zo'n grote groep. Zullen we afspreken dat we Hatties resultaten niet meer liegen of ze gedrukt staan? Dan zal ik dat ook niet meer doen. De klassen moeten echt kleiner. Een keihard maximum van 28, een gemiddelde per school van maximaal 24: ik zou daar al blij van worden. Onze kinderen en onze leraren zijn het waard. [1] Dit verklaart waarom er verschillende effectcijfers rouleren in diverse artikelen: hoe recenter, hoe beter. [2] http://www.theglobeandmail.com/news/national/education/does-class-size-matter/article20761813/
1 Comment
|
De Leraarontwikkelt motiverend onderwijs en begeleidt scholen, secties en individuele leraren. Archieven
|