Vandaag las ik het interview dat Johannes Visser, onderwijsredacteur van De Correspondent, had met René Kneyber, "al veertien jaar docent wiskunde". Beiden hebben naam gemaakt in onderwijsland.
De interviewer veinst een kritische houding ("suffe titel", "minder activistisch", "relativeert de boodschap", "doel ligt ineens wel heel ver weg") en vraagt Kneyber: "Hoe komt dat?" Kneyber mag dan beweren dat het probleem is dat de leraar een solist is, tegelijkertijd koning en amateur in zijn gesloten klaslokaal en dat de oplossing is: meer macht aan de leraar. Lees de vorige zin gerust nog een keer. Johannes vraagt niet door. De toon van het stuk is behoorlijk negatief naar leraren. Zeker naar de club die 0-100 jaar vK al zijn onderwijszaakjes goed voor elkaar had/heeft. Ik heb in mijn periode als schooldirectielid gemerkt dat iedere leraar keihard werkt. Ook die leraar waarvan jij weet dat hij niet functioneert. De eerste keer is moeilijk, maar aanspreken en hulp bieden is voor alle partijen gunstig. Het generaliseren herken ik wel; tot mijn vijftigste was ik ook een irritante betweter. Daarna werd ik nieuwsgierig: waarom werkt mijn onderwijs en hoe krijg ik anderen zover dat zij die meerwaarde ervaren? Dat heeft me een aantal inzichten gebracht. Een leraar heeft veel kwaliteiten maar ... Voordat ik toelicht dat het niet verstandig is om onderwijsvernieuwing over te laten aan leraren, wil ik benadrukken dat onderwijsvernieuwing keihard nodig is. Dat heeft niks te maken met 21e eeuwvaardigheden, dat heeft niks te maken met het veranderde schoolkind, dat heeft niks te maken met blended learning, maar alles met de verveling die iedere havo- en vwo-leerling iedere dag ervaart. Heb je een puber thuis, dan weet je daar alles van. Dit is trouwens niet iets van de laatste jaren, ook toen ik in de jaren 70 op de middelbare school zat, verveelde ik me kapot. Nu zou in het ontwerpen van het nieuwe onderwijs de leraar een belangrijke rol moeten krijgen. Alleen: die rol wil hij helemaal niet. Als dat wel het geval zou zijn dan zou hij zich de laatste 20 jaar niet zo afhankelijk gemaakt hebben van de methode. Iedere leraar die dat wil, kan nu zijn onderwijs vormgeven zoals hij dat wil. (De club Leraar2032 is wat mij betreft dan ook volstrekt overbodig) Misschien moet je daarvoor van school veranderen (voor veel leraren een brug te ver), maar het dichtedeurenbeleid op de meeste scholen geeft jou al alle vrijheid die je zou kunnen wensen. Nee, als je leraren het onderwijs laat vormgeven dan gaat dat niet veel afwijken van de huidige situatie, terwijl die verandering nu juist heel hard nodig is. Het karakter van de leraar heeft een paar belemmerende kwaliteiten. De allerbelangrijkste is: een leraar vindt het fijn op school. Dat is niet normaal, je moet er weg willen, het leven in. Een behoorlijk groot aantal leraren kiest voor dit vak uit veiligheidsoverwegingen. Wij weten van onszelf dat we het in de buitenwereld moeilijk zouden hebben, wij zijn namelijk goed met kinderen en in de buitenwereld is dat niet een basisvaardigheid. Dé leraar is geen avonturier, geen hemelbestormer, niet cool. Een leraar kan goed improviseren, reageert adequaat op onverwachte gebeurtenissen en managet gemakkelijk 30 kinderen tegelijkertijd. Ik doe dit op een eigen wijze. Zouden er protocollen bestaan dan zou ik me er niet aan houden. Het is dan ook moeilijk om afspraken met mij te maken. Een leraar kan goed uitleggen en, misschien nog wel belangrijker, autoriteit uitstralen. Leerlingen geloven mij, hebben vertrouwen in mij en vaak geloof ik zelfs dat dat terecht is. Sterker, ik denk op heel veel gebieden de wijsheid in pacht te hebben. Dat doe ik niet bewust, maar het respect en het ontzag dat kinderen mij geven laten mij niet onberoerd. Een leraar houdt van zekerheid, heel fijn wanneer je je kinderen aan mij toevertrouwt. Heeft je kind havocapaciteiten, dan help ik om dat diploma te behalen. Heeft je kind die capaciteiten niet, dan laat ik haar dat diploma behalen met bijlessen, drillen en examentrainingen. Ik ben de beroerdste niet. Daarom richt ik me graag met summatieve toetsen op objectieve normen. Ik heb wel vertrouwen in kinderen, maar ik weet wel wat het beste voor ze is. Kwestie van ervaring. Een leraar kan prima alleen werken. Samenwerken zit niet zo in mijn genen. Kennis en ervaringen delen, andermans ideeën overnemen: het zit er niet zo op. Ook niet bij de lerarenopleider trouwens: Montessori en Dewey (beiden overleden in 1952) zitten in het curriculum nog steeds als onderwijsvernieuwers, terwijl je hen ook eens zou kunnen integreren in onderwijsontwerp. ‘Onderwijsvernieuwers behandelen’ is iets anders dan beginnende leraren een sterke start geven. Leraren hebben vertrouwen in BON, de reactionaire vereniging die het voor elkaar kreeg om tien jaar geleden het Nieuwe Leren de schuld te geven van het eigen falen: het niveau van het Nederlandse onderwijs was in gevaar. Beetje sneu om die niveaudaling toe te schrijven aan dat handjevol scholen dat (overigens steeds succesvoller) Nieuw Leert. Een leraar is stabiel en betrouwbaar, je weet wat je aan mij hebt. Ik houd van rust, een voorwaarde voor intellectuele ontwikkeling. Veranderen is niet een van mijn basisvaardigheden. Ook al bewijzen onderzoeken bijvoorbeeld keer op keer dat hogere-orde-leren beter beklijft, ik houd vast aan mijn praktijk van reproduceren en conditioneren. Een leraar is een werknemer die niet teveel inspraak opeist. MR’s worden moeizaam bemand, hebben nauwelijks bevoegdheden. Op Twitter barst het van gemopper, er wordt echter maar weinig actie ondernomen om de eigen school te veranderen. Ik hecht aan mijn baan, meer dan aan mijn onderwijs. Een leraar houdt van zijn vak, maar mijn vak is niet leraar. Als ik het over mijn vak heb, dan is dat Nederlands, Frans, drama of muziek. Qua oplage bereikt Didactief, het vakblad voor leraren PO en VO nog geen 10% van de doelgroep, en dan ga ik ervan uit dat het tijdschrift dat op school binnenkomt door iedere leraar daar wordt gelezen. Kortom, ik houd mijn vak van leraar niet bij. Ik denk dus nog steeds dat een goede toets discrimineert, dat de klas gemiddeld een 6,8 scoort, dat er 4 onvoldoendes zijn en 3 leerlingen boven de 8 scoren. Natuurlijk generaliseer ik hierboven: er zijn maar weinig leraren op wie alle eigenschappen van toepassing zijn. Ik durf de stelling wel aan dat op 90% van mijn collega’s en mij 80% van de eigenschappen van toepassing is. Of is geweest: de laatste 5 jaar probeer ik me wat te ontwikkelen. Niet teveel natuurlijk, want het gaat best goed zoals het gaat, eigenlijk. Een leraar heeft veel kwaliteiten, zo zijn er ook bestuurders, onderzoekers, politi- en didactici, pedagogen, leerlingen, ouders, vakverenigingen met kwaliteiten. Flip the system: ik zou het niet doen. Share the system en zet ieders kwaliteiten in. Denk ook niet dat er één goed system is. Bevorder diversiteit, geef mogelijkheden om eigenzinnig te zijn. Waardeer die met tijd, geld, aandacht (Lerarenfonds, mooi). Ik ben dol op autonomie, echt, maar daar is geen grote structuur- of curriculumverandering voor nodig. Ga gewoon doen wat je wil doen (samen en alleen), wat je vindt dat je moet doen en check bij je leerlingen, collega's en leidinggevenden of het werkt.
1 Comment
|
De Leraarontwikkelt motiverend onderwijs en begeleidt scholen, secties en individuele leraren. Archieven
|