De hoofdredactrice van Toets! vroeg om een pittige column over formatief toetsen. Je leest hieronder de originele tekst. Het hele nummer is trouwens echt de moeite waard. Dat lees je hier (inclusief geredigeerde versie van de column). 3000 euro netto per maandHet gaat niet goed op school, de ene onvoldoende na de andere, ze grossiert erin. En het rare is, het lijkt Amber helemaal niets te doen. Als we erover praten wijst ze alleen naar anderen: Joey (“en hij is zeker niet de enige”) verpest de sfeer in de klas waardoor zij niet kan werken, Fay en Maksiem (”en die zitten recht voor mijn neus”) zijn altijd zó gezellig aan het praten en dan kan zij zich natuurlijk niet concentreren. En huiswerk? Niemand doet dat toch. De anderen verpesten haar leren. En ze heeft natuurlijk ook gewoon nog een leven naast school, sociale verplichtingen, vrienden, vriendinnen, het gezin. Hoe krijgen we Amber zover dat zij eens naar zichzelf gaat kijken?
En toch krijgt Amber iedere maand een mooi salaris op haar bankrekening gestort. Ons selectiesysteem beschermt zwakke leraren. Komt een leerling niet aan leren toe dan stroomt hij af of doubleert, terwijl de zwakke leraar buiten schot blijft. In het VO werken we met behoorlijk homogene groepen. In zo’n groep kan 50% prima mee, 25% kan meer, 25% heeft er moeite mee[1]. Voor de laatste twee groepen is de leraar nodig, de eerste groep bedien je door hem aan het werk te houden. Zullen we eens afspreken dat kinderen zich niet mogen vervelen in de les? Je bedient je leerlingen met uitdagende opdrachten; kinderen komen naar school om te leren, echt, zij willen later ook een huis en een auto en iedereen snapt dat een succesvolle schoolloopbaan een handige opstap is. We ontwerpen onderwijs met open eindes zodat niet jij hoeft te differentiëren, maar leerlingen automatisch op hun eigen niveau functioneren. Onderwijs zonder toetsing, maar met waardering. Zullen we eens afspreken dat bijvoorbeeld een havoleerling een havoniveau heeft en het dan onze zorg maken dat hij dat niveau toont? We gaan niet toetsen om uiteindelijk te bepalen of een kind over mag, nee, we gaan toetsen om zicht te krijgen op wat het kan, zodat we met die leerling kunnen uitstippelen hoe hij zich verder kan ontwikkelen. Ons vak is leraar, wij organiseren leren juist voor leerlingen die daar moeite mee hebben. Zullen we kinderen aan het begin van het schooljaar vertellen dat ze overgaan? Voor alle vakken noteren we alvast die 6 en tijdens het jaar ontwikkelen ze zich naar het gewenste niveau. Kinderen mogen zich vaak meten met elkaar, met de stof, we toetsen vaak, maar de resultaten van die toetsen geven kinderen nergens recht op (ze zijn toch al over), ze geven informatie. De leraar kijkt of zijn onderwijs werkt, de leerling kijkt of ie genoeg leert. Formatief toetsen is informatie verzamelen opdat een leerling zijn ideale vorm vindt. Amber moet aan de bak. We geven haar een 6 en gaan ervoor zorgen dat zij die haalt. [1] Percentages volstrekt uit de lucht gegrepen; iedere verdeling werkt.
0 Comments
- “In het kader van de professionalisering van het leraarsvak…”
- Staat dat er echt? - Ja, “professionalisering van het leraarsvak” - Hèhè, eindelijk. - Wat? - Nou, dat werd wel tijd. Professionaliseren. Lekker woord. - Ja? - Ik vind dat wel prettig ja, dat ze eindelijk inzien dat wij een echt vak hebben. En dat daar goed gereedschap bij hoort, goede begeleiding voor starters, doorgroeimogelijkheden, gewoon net als in het echte leven. - Doorgroeimogelijkheden. - Ja. Nu ben je toch op je 22e leraar en op je 62e nog. Beetje deprimerend, niet? - Valt nog mee dat je niet 72e zegt. - Voor een echte vakman is dat helemaal niet erg. Bijna had ik gezegd: leraar is toch een beetje een roeping, maar dat is allemaal verleden tijd: professionalisering; leraar is een vak, compleet met bedrijfskantine, warme maaltijden tussen de middag, cappuccinootje of een kuppesoepje tegen vieren. Het is niet veel, maar toch nét even een duwtje in de rug. Dat je merkt: ik word gezien, ze weten dat ik hard werk. Ik doe het graag, natuurlijk. Maar waardering doet toch wel veel hè. Oók al zo’n mooi uitvloeisel van die professionalisering: de rector die eens naar je toe komt en vertelt dat je het goed doet en of je nog ergens professionele ondersteuning zou willen hebben. En dat jij dan kunt zeggen: Ben je gek, Thea, ik zou niet weten wat. Alles loopt op rolletjes. - Zou er dan ook een 13e maand komen? - Je weet het niet hè, zal haast wel. Maar voorlopig zou ik al blij zijn met een eigen werkplek, met een computer van school, een eigen lokaal. Wo een eigen lokaal: nooit meer met spullen over de gang zeulen tussen duizend botsende pubers. En dat je dan in de pauze echt pauze hebt. Het komt allemaal goed. Wat staat er verder? - “… worden de ingeroosterde sectie-uren geschrapt. Secties zoeken andere tijdstippen om met elkaar te overleggen. Verder moet voor bestellingen formulier TG 295 volledig ingevuld worden. De facilitaire dienst houdt anders geen overzicht.” Deze column verscheen eerder in Van Twaalf tot Achttien. Eind vorig jaar verscheen het OESO-rapport Students, Computers and Learning. Te kort samengevat: computers blijken niet het wondermiddel te zijn waar veel iPad-, laptop-, en anderszins digitale scholen ze voor houden.
Fijn dat onderzoek dit bewijst. Doorlopende leerlijnen gegoten in strak geprogrammeerde instructie, waarbij de leraar op zijn scherm ziet hoe het met leerlingen gaat: daarvoor gaat geen hond het onderwijs in, daar wordt geen leerling blij van. Het leereffect is er ook alleen maar binnen die computeromgeving. De computer maakt van geen enkele leraar een goede en iedere leraar die vervangen kan worden door een computer moet vervangen worden door een computer, maar als een goede leraar bewust kiest voor het middel computer kunnen zijn leerlingen en hij daar veel plezier en profijt van hebben. Oeps In het hoofdstuk How students' use of computers has evolved in recent years stond niks over het volgende verschijnsel.Ik bezoek veel lessen, ook in scholen met apparaten en ik zie dat leerlingen een geheel nieuwe toepassing van hun computer ontdekken: je kunt faken dat je leert en zo je leraar tevreden/ voor de gek houden. Een veelgebruikte legitimering van computers in de klas is dat je de wereld je les binnen kunt halen, dat leerlingen eigen wegen kunnen bewandelen, eigen interesses kunnen toevoegen, eigen invalshoeken kunnen bestuderen, niet beperkt door de boekentekst. Vorige week bezocht ik geschiedenislessen. De leraar gaf met een inleidende presentatie (mooi) inzicht in de industriële revolutie. Daarna gaf hij de opdracht om in 20 minuten een aspect verder uit te diepen: transport, gezondheid, arbeid, demografie en economie. De groepen gaan aan het werk en hebben in 2 minuten een bevredigende verdieping (WikiKids!) gevonden. De overige 18 minuten zijn voor facebook, Youtube en een gekkegezichtenapp op de iPhone. De presentaties voor de klas zijn oké, volgens de leraar. Hij stelt wat vragen die niet beantwoord kunnen worden en vult zelf aan. Zijn collega deed geen presentatie vooraf maar liet zijn leerlingen de aspecten in een PowerPoint toelichten. Ze kregen 2 lesuren de tijd (2 minuten info opzoeken, 5 minuten PPT maken) voor de voorbereiding, een lesuur was presentatietijd. De presentaties waren zeer oppervlakkig volgens de leraar. Met beiden deze lessen nabesproken en beiden waren ontevreden over de diepgang en het rendement van deze lestijd. Oplossing Deze leerlingen werden weggestuurd met een opzoekopdracht. Peanuts. En SAAAAI. En een belediging voor intelligentie (het ging hier om examenklassen havo). De oplossing voor een klas die zich (in dat geval) wel wil inspannen: neem je leerlingen serieus en stel eisen aan het denkwerk. Een antwoord vinden op een vraag is niet meer interessant: binnen 15 seconden beantwoordt de gemiddelde puber iedere kennisvraag. Hogereordeleren vraagt om vragen die leerlingen laten evalueren, beoordelen, speculeren, uitvinden, aantonen, toepassen, vergelijken, ontwerpen en ga zo maar door. In dit industriëlerevolutieverhaal was een mogelijke opdracht: Stel jullie regeren ten tijde van de industriële revolutie. Welke andere keuzes zou je kunnen maken om het leven van de mensen in die tijd te verbeteren? Ook nu kunnen je leerlingen internet als bron raadplegen, maar hun persoon wordt ook belangrijk. Deze (groeps)opdracht kan voor iedereen hetzelfde zijn, de uitkomsten zullen dat niet zijn. Bij het beoordelen van elkaars ideeën pak je weer leerwinst doordat kinderen voor de 3e keer na gaan denken. Want beginnen met een mooie frontale inleiding moet je vooral doen. Dat is ook de lol van lesgeven, natuurlijk. |
De Leraarontwikkelt motiverend onderwijs en begeleidt scholen, secties en individuele leraren. Archieven
|